Op de oever van de Schelde in Ledeberg, aan de ene kant begrensd door de Bellevue-tuinwijk uit 1925, aan de andere kant door de voormalige UCO-site uit 1959, ligt de laat negentiende eeuwse zwavelzuurfabriek. Het fabriekspand werd recentelijk onder handen genomen door het Gentse Archipl architecten om er de nieuwe Oost-Vlaamse hoofdzetel van het Wit-Gele Kruis te huisvesten.
De site sluit aan bij het historische Sint-Pieterskwartier tussen de oever van de Muinkschelde en de Sint-Pietersnieuwstraat, waar in de eerste helft van de negentiende eeuw een gordel van katoen- en vlasfabrieken ontstond.
In 1907 werd D’Hooghe Industries, producent van wasserijmachines, eigenaar van de bedrijfsgebouwen. D’Hooghe deed de nodige moderniseringen aan het gebouw en bleef er actief tot 1996. De industrieel was een belangrijke werkgever voor de bevolking van Ledeberg.
In 2009 kocht de Oost-Vlaamse afdeling van het Wit-Gele Kruis het fabriekspand aan, met het oogmerk er zijn centrale administratie onder te brengen.
Deze herbestemming van een laat 19e-eeuws pakhuis uit het textielverleden van Gent is een voorbeeld van hoe scherp maar subtiel om te gaan met verlaten industrieel erfgoed.
Het nieuwe bouwprogramma – de centrale administratie van de Oost-Vlaamse afdeling van het Wit-Gele kruis – werd ingevuld zonder te raken aan de typologie van het driebeukig gebouw. De interventies zijn opgevat als een ondergeschikte nieuwe laag binnen de dominante opbouw van deze typerende Manchester-fabrieksarchitectuur.
De inwendige staalstructuur van kolommen en liggers en de bakstenen buitenschil werden vrijgemaakt en ontdaan van alle toevoegsels. Het atrium in de middenbeuk werd opengelaten en de centrale lichtinval via het dak hernomen. De boogvormige gevelopeningen werden hersteld en waar nodig geadapteerd.
Een aantal nieuwe ‘bruggen’ in het atrium die de zijtraveeën met elkaar verbinden, verbeteren de horizontale circulatie en optimaliseren de ruimte/oppervlakteverhouding van het gebouw. Alle invulling voor de nieuwe kantoorfunctie is licht en optimaal transparant opgevat waardoor de buitencontouren van het gebouw overal voelbaar blijven en het monumentale pakhuis zijn ruimtelijke samenhang behoudt. De ritmiek van de traveeën en het staal is rigoureus gebruikt als regelaar voor iedere nieuwe indeling en de staalstructuur werd geprononceerd.
De gebouwschil werd geoptimaliseerd door na-isolatie van de oude muren en door gebruik van nieuwe isolerende sandwich-dakelementen en een nanogel-polycarbonaatlichtstraat.
Samen met de gebouwtechnieken (balansventilatie) die in de tentdaken zijn opgesteld, zorgt dit voor een laag-energieniveau.
Er is gekozen om de bouwsporen aan de buitenzijde zichtbaar te laten en het typerende baksteenmetselwerk niet doorgedreven af te werken, daarmee aansluitend bij het opzet om de geschiedenis van het fabriekspand dat op de inventaris van Onroerend Erfgoed staat een stuk blijvend leesbaar te laten.
De keuze voor stedelijke inbreiding en centralisatie werd gemaakt omwille van het mobiliteitsvoordeel door de directe nabijheid van de E17/E40-wegen en de binnenring. De keuze voor rehabilitatie van een oud fabriekspand is congruent met het zorg-profiel van de thuiszorgorganisatie Wit-Gele Kruis.
Tekst: Archipl architecten / Foto’s: Filip Dujardin
Ik dacht dat het oorspronkelijk plan was: de buitenmuren zwart kaleien. Enig idee waarom dit veranderde?