Voor de jonge architecten Gijs De Cock, Freek Dendooven en Peter Van Gelder bestond de uitdaging er in om het programma van een woning met een atelierruimte te verenigen op een hoekperceel langs de Beekstraat in Mariakerke. Dit resulteerde in een tijdloos ontwerp met een doorgedreven detaillering en beheerste materiaalkeuzes.
Op het krappe bouwterrein staan beide gebouwen ten opzichte van elkaar verschoven ingeplant. Door de atelierruimte en de woning los van elkaar te positioneren, ontstaan er tussen de twee volumes verschillende besloten, maar tegelijkertijd ook gunstig georiënteerde buitenruimtes. Er ontstaan hierdoor interessante zichten op de omgeving.
Door het plaatsen van de atelierruimte aan de drukke straatzijde, ontstaat er een buffer ten opzichte van de tuin. Een lange bakstenen tuinmuur aan de straatzijde is laag genoeg om vanuit het binnengebied nooit voeling met zijn directe omgeving te verliezen zonder in te boeten aan intimiteit.
Het atelier en de woning hebben elk hun eigen volumeverhouding. Het atelier is iets lager en compacter dan de woning, maar bezit duidelijk eenzelfde vormentaal. De twee constructies zijn dan ook ontstaan vanuit eenzelfde architecturaal concept.
De architectuurtaal refereert naar een rudimentaire stapeling van bouwelementen, kenmerkend voor constructiemethodieken uit vroegere tijden. In beide volumes dragen de metselwerkwanden de betonbalken, die op hun beurt de smalle, hoge houten liggers dragen, waartussen het daglicht binnenvalt.
In het gevelbeeld vormt het ritme van deze kopse balken een kroonlijst. In de architectuur van de Griekse oudheid refereerde het fries naar de houten structuur van een primitieve hut. Het ornament wordt zo een abstractie van de structuur.
De woning en het atelier zijn voor de architecten van dit project een oefening geworden in het uitzuiveren van de structuur. De kopse balken in de woning en atelierruimte worden zo ornamenten in het gevelvlak en geven inzicht in de opbouw van de binnenruimte.
De betonnen speklagen in de gevels versterken dan weer de leesbaarheid van de interne geleding. Er ontstaat een verdeling in de gevel die een menselijke schaal aangeeft. Samen met de muren met recuperatiestenen en de uitpuilende voegen, ontstaat er een tactiele gevel waar een spel van licht en schaduw in ontstaat.
Binnenin de woning en het atelier ontstaat een kloksgewijze schakeling van kamers rond een decentrale kern. De opeenvolging van kamers volgt het ritme van de bewoner. De circulatie gebeurt op een ongedwongen wijze doorheen de woning zonder verloren gangruimte.
Door de kern niet centraal in de volumes te plaatsen en door de verschillende gevelopeningen, ontstaan subtiele verschillen tussen de geschakelde ruimtes. Elke kamer verkrijgt zijn eigenheid door de wisselende lichtinval, zichten en variërende lengte/breedte verhouding.
In het atelier en op de verdieping worden de ruimtes aangenaam aangelicht. Het licht weerkaatst op de houten plafonds en balken. Dankzij hun vast ritme en variërende draagrichting, geven ze elke ruimte een duidelijke oriëntatie. Achter de schijnbaar gesloten gevels schuilen steeds lichtrijke en open interieurs.
Er werd ook duidelijk beheerst omgegaan met de materialen. De keuze bleef beperkt tot een natuurlijke kalkzandpleister voor de wanden uit snelbouwsteen, polierbeton voor de vloeren en wit geoliede multiplex en balken voor de plafonds en structuur.
Mede door dit en de doorgedreven detailleringen, slagen de architecten er in om een heel leesbaar project te realiseren met een tijdloos karakter. Het is dan ook niet onterecht dat het project dit jaar werd genomineerd voor de Belgische Prijs voor Architectuur 2015.
Tekst: Fréderic Louis / Bronmateriaal: Freek Dendooven, Gijs De Cock en Peter Van Gelder / Foto’s: Stijn Bollaert, Freek Dendooven en Gijs De Cock
Welke gevelsteen is hier gebruikt?