De ontstaansgeschiedenis van de elektriciteitscentrale Centrales Électriques des Flandres et du Brabant (CEFB)/Elektrische Centralen voor Vlaanderen in Brabant (ECVB) van Langerbrugge gaat terug tot het begin van de 20e eeuw. In 1911 bouwde Baron Floris Van Loo de eerste elektriciteitscentrale in Langerbrugge, op de westelijke oever van het kanaal Gent-Terneuzen. Deze centrale maakte de industriële ontwikkeling voor de hele kanaalzone mogelijk.
In die periode huisvestte de centrale twee turbo alternatoren van 2 000 kilowatt, draaiend op stoom die geleverd werd door drie Babcock & Wilcox ketels. Tegen 1912 was de verdeling van elektriciteit uitgebreid tot 17 gemeenten in en rond Gent. Op 29 februari 1912 werd beslist om voor de veiligheid van de inwoners, de verlichting op openbare plaatsen en wegen ook ’s nachts te laten branden.
Met de afwerking van de installaties, administratieve gebouwen en woningen (ontworpen door de Brusselse architect Eugène Dhuicque), was 1913 het eigenlijke startpunt van de energiecentrale in Langerbrugge. De centrale kreeg de naam Centrales Électriques des Flandres et du Brabant of kortweg CEFB en werd officieel in gebruik genomen in juni 1914.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de turbinezaal zwaar beschadigd. Ondanks het feit dat alle muren nog recht stonden, waren alle installaties compleet vernield. De schade was echter nog veel groter doordat de Duitsers tijdens hun terugtrekking een groot deel van de hoogspanningsinstallaties verspreid over de regio hadden vernietigd en ondergrondse kabels hadden vernield of gestolen. Amper een maand nadien, leverde de energiecentrale weer stroom dankzij een enorme krachtsinspanning om het land zo snel mogelijk terug industrieel en dus economisch draaiend te krijgen.
Veel Europese landen kozen ervoor om de elektriciteitssector te nationaliseren na het einde van de Eerste Wereldoorlog. In België bleven de elektriciteitscentrales echter in handen van de privé-sector, maar dit betekende niet dat de overheid geen inspraak had en geen controle mocht voeren op de productiviteit van de centrales.
De centrale zag een enorme capaciteitsvergroting tussen 1919 en 1924, met de installatie van nieuwe ketels en verbeteringen van de bestaande installaties.
In de jaren ’20 ontstonden de eerste Tuinwijken in België, in navolging van Engeland. De realisatie van een nieuwe, ideale woonomgeving, in de nog groene omgeving van de steden was een nieuw concept voor wonen dat stilaan de Westerse wereld veroverde. In de schaduw van de elektriciteitscentrale van Langerbrugge ontstond in 1929, op opdracht van de fabriek, de tuinwijk “Herryville“, vernoemd naar de oprichter-directeur Leopold Herry, ontworpen door architect Eugène Dhuicque die voorheen ook de gebouwen van de elektriciteitscentrale had ontworpen.
Herryville werd gebouwd in Engelse cottagestijl en was bedoeld voor het kaderpersoneel van de centrale. De wijk heeft een inrijpoort die uitkomt op de vroegere directeurswoning. Het tuindorp en de percelen van de vroegere betonnen velodroom (1930-1995) zijn beschermd als dorpsgezicht sinds 1996. De velodroom werd gebouwd om het belang van sport in je vrije tijd – de arbeiders werkten een 38-uren week met 6 dagen van 8 uur per dag – te promoten bij de arbeiders van de centrale en was jarenlang de belangrijkste piste van België en werd gebruikt voor trainingen voor Wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen.
In 1935 waren er meer dan twintig onafhankelijke elektriciteitsbedrijven in België. Het belang van ontspanning na de werkuren werd steeds meer gepromoot door de centrale met theater- en cinemavoorstellingen, concerten, stadsuitjes, … Er waren speciale kortingen voorzien voor de arbeiders in bepaalde winkels en cinema’s, groepskortingen voor activiteiten en excursies, …
In de herfst van 1939 vertrok een groot deel van de jonge arbeiders naar het front, waardoor de overgebleven werknemers de centrale draaiende moesten houden met het absolute minimum op vlak van ontspanning en rustperiodes. De centrale besloot in 1940 om pakjes te sturen naar krijgsgevangenen. Op het einde van de oorlog werd ervoor gezorgd dat 5 weduwes en 6 wezen financieel werden gesteund. De centrale verzekerde ook dat, tijdens de Kerstmisperiode, elk gezin met arbeiders aan het front cadeautjes kreeg.
In 1941 kregen de arbeiders de vrije stukken land rondom de centrale ter beschikking om eigen voedsel te gaan kweken, want met de rantsoenen tijdens de oorlog was er heel weinig te eten, en de centrale had er natuurlijk baat bij dat de arbeiders energie konden opdoen om te werken. De arbeiders plantten aardappelen, groenten, en rokers plantten zelfs tabaksplanten. Er werden zelfs boeken geschreven met informatie over de landbouw en de noodzakelijke zaden om succesvol een eigen moestuin te maken. Het binnenplein van de Velodrome werd ook omgevormd tot één grote moestuin.
De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog werden gekend door schaarste. Zeep, fietsbanden, kledij, er was van letterlijk alles een tekort. De vraag was enorm op een beperkt aanbod. Dit zorgde voor enorme prijsstijgingen. De centrale organiseerde echter groepsaankopen voor basisgoederen, waardoor de prijs die de arbeiders anders op tafel moesten leggen, naar beneden ging. Al snel begon de centrale ook wijn en sterke dranken te verkopen en opende er een kleine winkel.
In 1949 werd de economie stilaan terug normaal, waardoor de moestuinen in het midden van de velodroom konden verdwijnen en er terug plek was voor FC CEFB, de lokale voetbalploeg van de centrale.
In de jaren ’50 kwam er een moeilijke periode voor de elektriciteitscentrale. Steenkoolprijzen stegen enorm door de Suezcrisis, waardoor de Belgische elektriciteitsfabrikanten genoodzaakt waren nieuwe energiebronnen te gaan gebruiken, zoals aardolie en pek.
In 1956 ging de centrale over in de handen van Ebes (Sociétés Reunis d’Energie du Bassin de l’Escaut), die toen reeds drie andere elektriciteitscentrales in handen had. Tegen 1960 groeide de concurrentie enorm tussen de Belgische elektriciteitsbedrijven. De twee grootste bedrijven, Ebes en Intercom, vochten in vele delen in België voor elke afnemer van elektriciteit die ze te pakken konden krijgen.
Onder druk van de politiek, kwam er op 21 november 1974 een akkoord dat drie grote energieleveranciers zou creëren. De eerste leverancier werd het reeds bestaande Ebes, de tweede ontstond uit een fusie tussen Intercom en Interbrabant en de derde leverancier ontstond uit de samenwerking van Electrogaz, UCE-Linalux-Hainaut, Esmalux, Gas de Namur en Ebes of Oisquercq. Deze werd later hernoemd naar Unerg.
In 1959 werd een centrale opgestart die steenkool, stookolie en aardgas als brandstoffen stookte. De huidige centrale bestaat uit twee eenheden: een ketel en een tegendrukstoomturbine met alternator (Groep 20), opgestart in 1974 om stoom te leveren aan de Papierfabrieken van Langerbrugge, en een gasturbine met alternator en een recuperatieketel met naverbranding (Groep 30).
Het Museum Energeia opende in 1986 op de terreinen van de centrale. In dit museum kon men bewaarde stoommachines en stoomturbines tentoon worden gesteld, samen met vele documenten en boeken uit 1900-1960. Het museum was volledig publiek en was heel populair in zijn beginjaren.
In 1990 waren er gesprekken tussen de drie Belgische leveranciers, waaruit een grote fusie tussen Ebes, Intercom en Unerg ontstond. Electrabel was geboren. Terwijl Intercom en Ebes volledig geïntegreerd werden in het nieuwe bedrijf, behoudde Unerg nog enkele centrales op haar eigen naam. Het veranderde later van naam naar Powerfin, om haar activiteiten te kunnen blijven uitbreiden in het buitenland.
Na veranderingen in de afspraken omtrent publieke relaties, besloot de directie van Electrabel in 2000 om het Museum Energeia te sluiten. In 2001 werd maar liefst 180 lopende meter (of 3584 archiefstukken) aan archiefstukken verplaatst om een veilige bewaring te waarborgen.
De verouderde elektriciteitscentrale stopte zijn productie in 2001 nadat een nieuwe, kleinere fabriek was gebouwd dat elektriciteit leverde voor algemeen verbruik en processtoom aan de omliggende bedrijven StoraEnso, Kronos, en Algist Bruggeman, maar op 1 januari 2010 werd gestopt met de stoomproductie voor de bedrijven StoraEnso en Algist Bruggeman, waardoor de tegendrukstoomturbine, gasturbine en recuperatieketel geen dienst meer doen.
Maar het einde van de elektriciteitsproductie in Langerbrugge, kreeg blijkbaar nog een pijnlijke afloop toen in 2012 begon met de afbraak van de centrale. De oudere gebouwen werden volledig vernield, inclusief alle installaties en de modernere gebouwen worden momenteel ontmanteld. Niets van zijn historische waarde werd behouden. Ondanks het feit dat een heel deel van het archief in het museum Energeia reeds werd verhuisd naar een andere locatie, bleef er nog een heel pak papierwerk en machines achter. Jammer genoeg kregen (koper)dieven reeds hun kans om hun slag te slaan, waardoor alle tentoongestelde machines, waaronder een compound-stoommachine uit 1912 die voorheen in perfecte conditie stond, vernield zijn geweest op hun zoektocht naar koper en andere bruikbare materialen. De Brown Boveri turbines werden volledig uit elkaar gehaald en koper werd verwijderd. Meetapparatuur en controleborden werden gestolen. Bijna alle museumstukken, waaronder een heel deel geklasseerd als monument – transfo’s, regelschakelaars, alternatoren – zijn compleet vernield. De overgebleven documenten van het voormalige Ebes-archief uit 1900-1960 werden vernietigd.
Het is duidelijk dat de historischa waarde voor de nieuwe eigenaar van de site, Langerbrugge Projects, helemaal geen prioriteit was. Het potentieel van de indrukwekkende turbinezaal, de tentoongestelde machines en documentatie in het museum, waren duidelijk van geen belang tijdens de beslissing om alles met de grond gelijk te maken. Waar is de rol van het agentschap van Onroerend Erfgoed vraag je je dan af. De Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie had onlangs al aan de alarmbel getrokken in verband met de chaotische toestand van de centrale, maar het kwaad was al geschied. Wellicht voor Langerbrugge Projects een meevaller, zodat ze meer kunnen gaan afbreken voor toekomstige projecten omdat er niets meer van de centrale een beschermde status nodig heeft.
Ondanks de rijke geschiedenis van de centrale die een enorme impact had op de Gentse haven en Langerbrugge, was de centrale blijkbaar niet waardevol genoeg. In het voorstel van de Vlaamse Landmaatschappij voor de toekomst van het gebied, wordt de centrale constant vermeld als centraal, monumentaal ankerpunt in een nieuw parkgebied. Maar welke rol kan de centrale nog uitoefenen als een groot deel met de grond gelijk wordt gemaakt en historisch zijn volledige waarde verliest door het vernielen van alle bestaande installaties. Wordt de centrale een hol, decoratief object? Of werd er in dit voorstel nog geen rekening gehouden met de afbraak van de centrale?
Het is mogelijk dat ik de toekomstige rol van de centrale heb gemist in mijn research, ik weet ook niet tot hoe ver men de centrale gaat afbreken, maar voor mij is het duidelijk dat er een serieus probleem is, respect voor het industrieel erfgoed en de historiek van de centrale is in dit geval zeer ver te zoeken.
Als laatste aandenken, toon ik u graag mijn volledige fotoreportage van mijn bezoek aan de centrale, ondertussen al enkele jaren geleden, maar nog net op tijd om de centrale in zijn volle glorie te mogen aanschouwen.
Tekst: Fréderic Louis / Foto’s: Fréderic Louis & Ivo Verbruggen (foto sloop)
Bronnen:
- BAKER, David, “The History of ECVB Power Plant”, http://www.davidbakerphotography.com/the-history-of-ecvb-power-plant-ceb-cefb-belgium (25/04/2013)
- BRION, René, MOREAU, Jean-Louis, “Inventaire des archives de la société Electrabel, 1893-1991”, Brussel, 05/2006
- “Koperdieven plunderen voormalige Energeia-museum in Langerbrugge”, EngineeringNet (21/06/2012)
- “Tuinwijk Herryville met velodroom”, Inventaris Onroerend Erfgoed, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/25501
- “The Langerbrugge Power Station”, The Engineer (04/06/1926)
- Vlaamse Landmaatschappij, “Voorstel Landinrichting Langerbrugge-Zuid”, 05/2012
- “Langerbrugge”, Wikipedia, http://nl.wikipedia.org/wiki/Langerbrugge
Beste
Heel mooi verslag en foto’s! Ik vroeg me af of je nog binnen mag in het “museum” voor een fotoshoot, of zou dit te gevaaarlijk zijn?
Groetjes, Jelle
Op heden is men bezig met de (gedeeltelijke) afbraak en ontmanteling van de elektriciteitscentrale. Ik vrees dat er dus niet direct een mogelijkheid is en zal zijn om nog toegang te krijgen.
Geachte,
Fraai verslag van 2013. Ondertussen is men begonnen met de aanleg van een park.
Al eens aan gedacht om een “follow-up” reportage te maken. We staan op en gaan slapen met het zicht op de centrale. Jaar na jaar ziet deze er minder fraai uit.
Ben benieuwd om te zien wat er binnen nog van overblijft.
Groeten
Bedankt voor je mooie verslag. Als student in Gent heb ik er ook eens over den draad gesprongen om te gaan kijken. Het museum was toen al geplunderd, incl de koperwikkelingen op het vliegwiel van de gigantische Vandekerckhove stoommachine. De andere installaties in het fabrieksgebouw stonden er nog, ook in vervallen toestand straalden ze nog hun industriële grandeur uit. Machtige plaats om eens rond te dwalen.
Beste
zou er nog de mogelijkheid zijn om toegang te hebben voor een fotoshoot?
groetjes Vicky
Mijn vader werkte vanaf midden jaren 50 tot 1991 bij Ebes/Electrabel/… Bij het leegmaken van het appartement van mijn ouders heb ik allerlei items en documenten gevonden m.b.t. Ik wil niet alles zomaar weggooien maar waar kan ik hiermee terecht? Is er een archief bij Engie?
Dag Iris, best neem je zelf eens contact op met Engie om hiernaar te informeren. Hoogstwaarschijnlijk hebben ze wel een archief. Eventueel kan je ook informeren bij VVIA, de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie.